De Bossche Loterij 1562-1564
Inleiding
Waarom deze uitgave?
Het belang van de Bossche loterijregisters en vooral dat van 1562-1564 is op meerdere argumenten gebaseerd. 's-Hertogenbosch is een van de weinige steden, samen met Leiden (1504, incompleet en 1596) en Gouda (1563), waar, althans tot 1600, nog sprake is van integraal bewaarde registers. Wie derhalve dit oude maatschappelijke verschijnsel van loterijen wil bestuderen, is aangewezen op die enkele bronnen. Het ter plaatse bestuderen van het handschrift -zonder indices- is een uiterst tijdrovende zaak, dat bovendien op den duur het handschrift niet ten goede komt. Daarnaast biedt het loterijregister aan tal van verschillende disciplines mogelijkheden voor historisch, demografisch, iconografisch en taalkundig onderzoek.Historici vinden er voor de geschiedenis van stad en omgeving een gedetailleerde beschrijving van een goed georganiseerd gebeuren, waarbij zo'n 10.000 personen betrokken waren. In een tijd van grote politieke en religieuze spanningen werd de organisatie als organisatie een groot succes, ondanks het financiëel uiterst teleurstellende resultaat.
Daarnaast levert deze bron een schat aan gegevens voor de genealogische, biografische en demografische geschiedenis. Hele gezinnen en families worden met voor- en achternaam vermeld, zoals ook in een enkel geval een complete kloostergemeenschap. We treffen in de lijsten een weerspiegeling van wat de toenmalige maatschappij bood: humanisten, musici, kunstenaars, armen, blinden en verschoppelingen. Om deze doorsnee van de toenmalige samenleving beter toegankelijk te maken is gekozen voor een gecombineerde uitgave op papier en op diskette. Een gedrukte index van zaken en personen zou het boek in volume verdubbelen. Bovendien geeft de diskette toegang tot ieder woord, waardoor het mogelijk wordt beter taalkundig en dialectologisch onderzoek te verrichten.
Wie zich verdiept in de loterij wordt al snel geconfronteerd met de overgrote meerderheid van vrome en rechtschapen uitspraken van de deelnemers. De term "Wat Godt gevuecht my genuecht" en andere dergelijke adagia nemen zeker 80% van de inschrijvingen in beslag. Zij duiden op een vrij stabiele geloofsovertuiging en van een geestelijke evenwicht, die zeker bij de grote meerderheid van de bevolking overheerste. Op Bijbelse personen wordt gezinspeeld, zoals David en de leeuwenkuil, Judith en Holofernes, de tocht door de Rode Zee en Job. Zeer velen identificeerden zich met de arme Job in hun eigen soberheid van bestaan. Esau passeert de revue (*3076). Een ander vraagt zich spottend af wat er in het vagevuur brandt, hout of kolen (*382).
Het Latijn blijkt hierbij niet de taal van een enkeling, maar werd veelvuldig gebruikt, ook door leken. De orthodoxie van het geloof is voor velen een zorg blijkens bv. de spreuk: "Elck wacht